Monument De Dokwerker in Amsterdam

Door Nanette Oosterwijk, namens de bewoners van ‘De Halve Wereld’

Jaarlijks wordt op het Jonas Daniëlmeijerplein de herinnering aan de Februaristaking van 1941 levend gehouden.  Als buren willen wij ook stilstaan bij de de gebeurtenis die voorafging aan de staking, namelijk de razzia’s van 22 en 23 februari 1941. Wij gedenken een paar van die mannen, onze ‘voormalige buren’, die hier aan het J.D. Meijerplein en de Nieuwe Herengracht woonden.

Philip Louis Frank (29 jaar) woonde bij zijn ouders en werkte na zeven jaar lager ondewijs en een aanvullende opleiding van twee jaar op de Handelsavondschool als magazijnbediende. Het grote gezin van Akiba Frank en Heintje de Lange, vier zoons en drie dochters, vestigde zich in november 1928 aan het J.D. Meijerplein 18-I. In mei 1931 werd Philip Louis gekeurd voor militaire dienst. Vanwege zijn geringe lengte en zijn bronchitis werd hij vrijgesteld en kon hij blijven werken. Eind jaren dertig sloot hij zich aan bij de Luchtbeschermingsdienst in zijn wijk, de vrijwilligersorganisatie die toezicht hield op het handhaven van de verduisteringsvoorschriften. Waarschijnlijk werd Philip Louis bij de razzia uit huis gehaald.

Herman Morpurgo (35 jaar) werd na het afronden van de lagere school magazijnbediende bij de firma Kahn & Loeb aan de Keizersgracht. Herman trouwde op 24 oktober 1934 met Alida d’Ancona en trad bijzijn zwager in dienst als pensionhouder. Tien maanden later werd zijn zoontje Freddy geboren. In januari 1941 verhuisde het jonge gezin inclusief twee zussen van Herman naar het J.D. Meijerplein 18-II om daar een pension op te zetten. Ook zijn schoonvader, Mordechai d’Ancona, voegde zich bij hen. Herman die destijds pas vier werken aan het plein woonde, werd vermoedelijk bij de razzia uit huis gehaald.

Bernard Presser (36 jaar) was een artistieke man en begon in 1926 aan een avondcursus op de Kunstnijverheidsschool. Hij werkte ondertussen als magazijnbediende in een manufacturenzaak. In 1934 trouwde Bernard in de Rapenburger-synagoge met Elisabeth Vieijra. Begin 1940 werden hun tweelingszoontjes geboren. Wellicht is de verbintenis van Bernard met een Portugees-Israëlitische vrouw de reden dat het echtpaar later directeur en directrice werd van Het Portugees Oude Mannenhuis Mishenet Zekenim (Steun voor Ouden) aan de nIeuwe Herengracht. Op zaterdag 22 februari 1941 liep Bernard de straat op om te kijken waar al het rumoer vandaan kwam en werd bij razzia opgepakt.

Voor hen plaatsen we op 25 februari 2025 Stolpersteine, recht tegenover de plek van de herdenking en die hun laatste woning markeren.

Daarnaast gedenken wij onze buren Hartog Blitz, Izak Lemberger en Israel Marcus Polak, ook slachtoffers van de razzia van 22 februari 1941 voor wie we eerder Stolpersteine plaatsten in de Nieuwe Amstelstraat en het Waterlooplein.

In de aanloop naar zondag 25 februari gaan we met een aantal vaste bezoekers van de herdenking van de Februaristaking in gesprek. We vragen waarom ze ieder jaar voor de herdenking naar het Jonas Daniël Meijerplein komen en wat herdenken voor hen betekent.

1. Wie bent u?
Ik ben Hennie Landman, 77 jaar en ik ben geboren in Amsterdam. Tot mijn 25e heb ik daar ook gewoond, daarna 45 jaar in Enkhuizen en nu woon ik in Almere. Mijn ouders en twee zussen kwamen allemaal uit Düsseldorf, zij zijn voor de oorlog naar Nederland gevlucht, omdat daar al familie woonde. Mijn vader was namelijk communist en droeg dat ook duidelijk uit. Als ze niet waren gevlucht, was hij al in Duitsland opgepakt.

2. Waarom herdenkt u de Februaristaking?
Mijn vader heeft meegeholpen in de organisatie van de staking. Naar ik weet niet in de top hoor, zijn naam komt nergens in voor. Hij was van oorsprong typograaf en mijn moeder vertelde dat er ten tijde van zijn arrestatie een drukmachine bij ons thuis stond. Ik weet niet wat hij gedrukt heeft, maar ik heb dat originele blad van Staakt Staakt Staakt in een koffertje van hem gevonden. Mijn vader heeft uiteindelijk 4 jaar gevangengezeten, eerst in Schoorl, toen in Amersfoort en daarna in Buchenwald.

Mari Andriessen, de maker van de Dokwerker, kwam bij ons thuis. Hij heeft een kleine Dokwerker, van ongeveer een meter hoog, afgeleverd. Die heeft mijn vader op zijn beurt mee naar Buchenwald genomen en namens Mari geschonken. Om de mensen te eren die zijn gearresteerd voor de Februaristaking. Toen ik daar een jaar of tien geleden voor het laatst was, was dit beeld overigens nergens te bekennen. Zij konden mij niet vertellen waar het beeld gebleven was. Ik denk dat het ergens in een depot terecht is gekomen. Van de overdracht heb ik trouwens een foto. Deze ervaring heb ik ook met het dagboekje van mijn vader, dat ik aan kamp Amersfoort heb geschonken. Ik vind het jammer dat er niets mee gedaan is. 

Van kinds af aan ben ik altijd meegegaan naar de herdenking. We gingen altijd met de hele familie. Naderhand zat ik in de OPSJ (Organisatie van Progressieve Studerende Jeugd, red.) en daarna in ANJV (Algemeen Nederlands Jeugd Verbond, red.), en in dat verband gingen we hier ook heen. Vanwege de drukte stonden we altijd helemaal op de Blauwbrug te vernikkelen. In de regen of sneeuw, het was nooit mooi weer. Maar je was samen, dus je voelde dat niet erg. Vandaag de dag ga ik nog steeds, met mijn kinderen en soms gaan de kleinkinderen ook mee.

3. Wat betekent herdenken voor u?
Heel veel. Bij ons thuis waren verjaardagen enzo niet zo belangrijk. Maar de bevrijdingsdag van Buchenwald, op 11 april, was een feestdag. Er werd rond die tijd ook altijd een reünie gehouden. Hierbij waren ook andere kampen aanwezig, zoals Sachsenhausen, Mauthauzen en de vrouwen van Ravensbrück. Dat was één familie, met echt een viering die een hele dag besloeg.

Herdenken is ontzettend belangrijk. Vooral nu, als je ziet hoe de wereld in brand staat, vind ik dat je er de aandacht op moet vestigen. Dat het verschrikkelijk is geweest en dat het nooit meer mag gebeuren. Maar of mensen daarnaar luisteren? Als ik de afgelopen verkiezingen bekijk, dan heb ik daar een hard hoofd in.

4. Wat is uw verbinding met de Tweede Wereldoorlog?
Mijn vader zei steeds tegen mij: ‘ik heb je meegenomen uit Buchenwald’. Bij ons thuis draaide het altijd om Buchenwald, dat heeft me getekend. Vriendinnen zeggen wel eens dat ik een oorlogstrauma heb, daar wil ik niet aan. Dat kan ook helemaal niet. Mijn vader heeft namelijk nooit iets verteld. Alles wat ik over hem heb gehoord weet ik van de verhalen van oud-gevangenen, tijdens mijn bezoek aan Buchenwald.

 

 

In de aanloop naar zondag 25 februari gaan we met een aantal vaste bezoekers van de herdenking van de Februaristaking in gesprek. We vragen waarom ze ieder jaar voor de herdenking naar het Jonas Daniël Meijerplein komen en wat herdenken voor hen betekent.

1.Wie ben je?

Ik ben Manja Mooy, 44 jaar oud en ik geef als zzp’er les in Nederlands als tweede taal (Nt2). Ik ben de kleindochter van Gerrit Blom, een van de organisatoren van de Februaristaking. Dat is iets waar ik trots op ben, de reden waarom ik altijd naar de herdenking ga en iets dat mijn identiteit en mijn zijn ook wel gevormd heeft.

2. Waarom herdenk je de Februaristaking?

De Februaristaking is belangrijk in ons leven, zonder de staking was ik er niet geweest.  Mijn opa, Gerrit Blom, was niet-religieus joods maar vooral communist en hartstochtelijk CPN-lid. Er waren heel veel rellen in de stad, de Duitsers waren gruwelijk bezig en de CPN was toen al bezig om daartegen in opstand te komen. Bij de razzia rond 21 of 22 februari is mijn grootvader opgepakt. Alle opgepakte mannen zijn eerst naar kamp Schoorl gebracht, waar zij bericht kregen dat de Februaristaking aan de gang was. Uiteindelijk is Gerrit met andere gevangenen naar Buchenwald getransporteerd. Bij de Duitse zoektocht naar de organisatoren van de Februaristaking heeft is zijn naam genoemd. Eigenlijk heeft dat zijn leven gered. Alle mensen die tegelijk met hem waren opgepakt met de razzia zijn uiteindelijk vermoord. De Duitsers hebben mijn opa teruggehaald omdat ze een proces wilden voeren. Hij is voor zijn aandeel in de staking veroordeeld tot gevangenisstraf in Duitsland. Na de oorlog kwam Gerrit terug naar Amsterdam. Zijn wereld was totaal veranderd, hij had geen huis, ouders, vrouw of kinderen meer. Al zijn familie was vermoord in Sobibor. Mijn opa probeerde zijn leven weer op te pakken en ontmoet daarbij Liesje Pijer, de vrouw die namens het CPN met hem correspondeerde toen hij in de gevangenis zat. Ze kregen samen een kind: mijn moeder.

Ik ga elke herdenking met mijn moeder, tante en nicht heen om bloemen te leggen. Daarna gaan we altijd met zijn vieren uit eten. Voor mij is het echt verbinding met mijn familie. De laatste jaren lees ik in de weken voor de herdenking de krantenartikelen die mijn grootvader schreef voor De Waarheid. Dit ging over de Februaristaking, zijn eigen geschiedenis, de razzia waarbij hij opgepakt is. Ook hij schreef waarom er herdacht werd en koppelde dit aan actuele politieke situaties. De kracht van het heden koppelde hij aan de kracht van toen bij de staking. 

3.Wat betekent herdenken voor jou?  

De kracht van de mensen van vroeger vooral. En de verbinding van de strijd met het fascisme van vandaag de dag.

4.Naar wie kijk je op als het gaat om hedendaags verzet?

Aleksej Navalny, in Rusland. Ik verbind dit toch automatisch met het verhaal van mijn grootvader. Toen de mensen van de Februaristaking door de Duitsers voor het gerecht werden gebracht, toen werden ze niet stil. Zij bleven tijdens de rechtszaak schreeuwen, ze bleven opkomen voor hun idealen. Navalny doet hetzelfde. Ook al zit hij in de gevangenis in Rusland en proberen ze hem monddood te maken, hij laat zich niet monddood maken. Dat vind ik heel dapper.

In de aanloop naar zondag 25 februari gaan we met een aantal vaste bezoekers van de herdenking van de Februaristaking in gesprek. We vragen waarom ze ieder jaar voor de herdenking naar het Jonas Daniël Meijerplein komen en wat herdenken voor hen betekent.

1.Wie ben je?

Ik ben Tuur Elzinga, 54 jaar oud en ik ben voorzitter van de FNV.

2.Waarom herdenk je de Februaristaking?

Terugkijkend op wat er toen gebeurd is, vind ik het een unieke, collectieve daad van verzet. Uit mijn ervaring als vakbondsvoorzitter weet ik dat staken moed vergt. Het opkomen voor je zelf of voor anderen bij wie je onrecht ziet worden aangedaan, dat vergt altijd moed. Maar in die omstandigheid, waarin je weet dat het meer dan je baan kan kosten, dat het met geweld of zelfs je leven bekocht kan worden… Het vergt ontzettend veel moed om dan op te staan. Ik vind het tot op de dag van vandaag nog uitermate inspirerend dat veel mensen dat, zelfs in die tijden, samen hebben gedaan, vanuit de wetenschap ‘alleen kunnen we het niet, maar samen staan we sterk’. Het is heel belangrijk dat die bijzondere gebeurtenis herdacht wordt.

3.Wat betekent herdenken voor jou?

Ik vind herdenken belangrijk om de geschiedenis levend te houden. Juist omdat de Tweede Wereldoorlog steeds minder ‘levende geschiedenis’ is. De meeste mensen vandaag de dag hebben dat niet meer bewust meegemaakt. Terwijl de impact niet weg te denken is. Kijk alleen al naar het conflict in het Midden-Oosten, of naar de vele internationale verdragen, de grondrechten die we in Nederland kennen. Het feit dat bijna iedereen artikel 1 van de grondwet kent, dat je elkaar gelijk behandelt en niemand discrimineert. Deze zaken zijn in reactie op de grote gebeurtenissen als de Eerste en de Tweede Wereldoorlog ontstaan. Het is voor mij ontzettend belangrijk dat je blijft herdenken om te begrijpen waar dingen vandaan komen, en wat de waarde is van dingen die we normaal zijn gaan vinden. Juist ook nu.

Ik was laatst met mijn zoon in Westerbork. Waar ik nog van mijn opa, oma en mijn ouders gehoord heb over de Tweede Wereldoorlog en wat dit direct met mensen deed, moeten we het nu aan de hand van dat soort voorbeelden laten zien. Uitermate indrukwekkend om daar te zijn, ook voor mijn zoon van 13. Dankzij zo’n herdenkingsplek of een moment als de herdenking van de Februaristaking gaat de geschiedenis meer leven. Juist omdat ik het zelf niet heb meegemaakt, vind ik het belangrijk om dit dan op deze manier toch tastbaarder te maken. Dat in mijn ogen hoort wel bij de opvoeding.

4. Naar wie kijk je op als het gaat om hedendaags verzet?

Ik weet hoeveel moed het vergt en hoeveel drempels je over moet om zelf in actie te komen. Als je woede of onrecht ervaart, om dan op te staan en dat daadwerkelijk om te zetten in een daad zoals een collectieve actie als een staking. Ik hoor van vakbondscollega’s uit andere landen dat mensen dat ook in het hier en nu doen. In landen waar je geen recht hebt om vrij te demonstreren, maar dat toch gebeurt. Denk aan vakbondsleiders of jonge vrouwen in Iran. Of arbeiders in Myanmar of in Zimbabwe, die met gevaar voor eigen leven demonstraties of stakingen organiseren. In strijd om gelijkheid, tegen mensonterende arbeidsomstandigheden, vanwege de grootschalige armoede… Daar kan ik alleen maar ontzettend diep mijn hoed voor afnemen.

Tuur Elzinga spreekt op herdenking
Foto: Hans Mooren

In de aanloop naar zondag 25 februari gaan we met een aantal vaste bezoekers van de herdenking in gesprek. We vragen wat herdenken voor hen betekent, dit keer: Hanka Olivier (62), leerkracht, moeder en oma.

Waarom herdenk je de Februaristaking?
De allerbelangrijkste reden: ik had zelf geen Hanka geheten als de Februaristaking er niet was geweest. Mijn grootmoeder Coba Veltman heeft meegedaan aan de staking. Zij heeft het pamflet Staakt!! Staakt!! Staakt!! getypt. De typemachine waar ze dit op heeft gemaakt, staat in het Verzetsmuseum. Na de staking moest mijn grootmoeder opnieuw een pamflet maken met een oproep de staking weer te stoppen. Bij het uitdelen daarvan is zij opgepakt, ze heeft bijna 4 jaar in kamp Ravensbrück gezeten. Hier heeft Hanka, een Tsjechische vrouw, diverse malen haar leven gered en ik ben naar haar vernoemd. Zowel mijn grootmoeder als Hanka hebben de oorlog overleefd, ik heb haar en haar familie ook ontmoet. Tot op de dag van vandaag hebben wij nog contact met Hanka’s familie. We hebben dit altijd in stand gehouden, we zijn weliswaar niet echt familie maar het voelt wel als familie.

Ik ben met de herdenking opgegroeid, als het kan dan ga ik er vanuit Friesland heen. Mijn moeder van 94 jaar nemen we dan ook mee als dit lukt. Het is bijna een familiereünie, veel mensen uit mijn familie hebben in het verzet gezeten. De reden dat ik ga? Ik wil dat mensen weten dat mensen zelfs in oorlogstijd voor gelijkheid durfde op te komen. Wie je ook bent, waar je ook vandaan komt. Mensen zijn gelijk.

Wat betekent herdenken voor jou?  
Ik wil laten zien dat de gelijkheid van de mens boven alles gaat. Iedereen wordt op dezelfde manier geboren, iedereen is mens. Door de herdenking bij te wonen laat ik zien dat ik daarvoor sta. Er is geen enkele reden om onderscheid tussen mensen te maken. Ik ga in Leeuwarden ook altijd naar de herdenking op 4 mei, maar die van de Februaristaking heeft een extra lading. Mijn grootmoeder was 24 februari jarig. Zij wilde nooit cadeautjes, het enige dat zij wilde krijgen waren rode tulpen. De dag erna gaf ze alle kleinkinderen een bosje rode tulpen, die wij dan bij de herdenking moesten neerleggen. Dat is een traditie geworden in onze familie, we leggen nog altijd een bos rode tulpen voor haar neer op 25 februari.

Naar wie kijk je op als het gaat om hedendaags verzet?
Ik kijk naar niemand op maar ook op niemand neer. Als ik dan echt iemand moet noemen: Nelson Mandela. Ondanks wat hij meemaakte heeft hij nooit zijn principes naast zich neergelegd.

Contact

       Comité Herdenking Februaristaking 1941

Ridderspoorweg 66

1032 LL Amsterdam

tel: 020 – 5287129

info@februaristaking.nl