In Hilversum werd twee dagen volop gestaakt tegen de Jodenvervolgingen.
‘Het waren ontzaggelijk veel mensen’
Stakingen bij diverse bedrijven en duizenden mensen demonstreren in het centrum van Hilversum. Wie de omroepstad een beetje kent, kan het zich nauwelijks voorstellen. En toch is het gebeurd, in een tijd dat er ook nog eens veel lef voor nodig was. Op 26 februari 1941 waren misschien wel tienduizend mensen op de Groest verzameld om hun protest te uiten tegen de vervolging van de Joodse Nederlanders die de Duitse bezetters op gang hadden gebracht. De demonstratie was het hoogtepunt van twee dagen van stakingen in vele bedrijven in Hilversum.
Die stakingen braken op 25 februari uit nadat bekend werd dat die ochtend vroeg in Amsterdam massaal het werk was neergelegd. Anton de Heus (toen 27 jaar), bewoner van de buurt Over ’t Spoor, geboren en getogen Hilversummer, hoorde via twee vrienden van de stakingen in Amsterdam.
Ze belden bij me aan en vroegen of ik mee wilde gaan om te proberen ook in Hilversum de bedrijven plat te leggen. We gingen naar de Jan van der Heijdenstraat, naar de Philipsbedrijven (NSF, de Nederlandsche Seintoestellen Fabriek) die daar toen stonden. Toen we er arriveerden bleek echter dat Gerrit Meerbeek er al heen was gegaan en ondanks de bewaking van die bedrijven erin geslaagd was om een paar keer een praatje te houden om de mensen op te roepen het werk neer te leggen. Gerrit Meerbeek was meubelmaker bij Fokker en daar was de staking die dag al in alle vroegte begonnen. Langzaamaan zag je mensen inderdaad het bedrijf uitgaan. Op een gegeven moment werd het een grote stroom en kwamen ze in groten getale naar buiten, ‘streik, streik, streik’ roepend. Het waren wel vierduizend à vijfduizend mensen. Bij het portiershok waren ze kennelijk zo overdonderd dat ze de mensen niet tegenhielden.’’
De mensen waren heel kwaad om de vervolging die tegen de Joden werd ingesteld, vertelt Anton de Heus. ,,Anders waren ze niet zo massaal in verzet gekomen. Vergis je niet hoor, de mensen wisten heel goed wat er gaande was. Ze waren goed geïnformeerd.’’
Bij de Philipsfabrieken liep De Heus zijn vriend Ab Veltman (toen 26 jaar) tegen het lijf. Veltman was een Amsterdammer die toen werkte in Hilversum. Ook hij was op pad gegaan om te proberen de bedrijven tot staken te bewegen. Samen met Veltman is De Heus in 1995 voor de tv geïnterviewd door de lokale Omroep Hilversum over de gebeurtenissen in 1941. Veltman in die opname: ,,De NSF liep leeg. Enkele van de leidende figuren – ze deden overigens niet echt vervelend – zeiden tegen de mensen dat dit niet kon, dat ze weer aan het werk moesten gaan. Maar daar werd geen gehoor aan gegeven. Ik hoorde dat Meerbeek gearresteerd was; meer wist ik op dat moment ook niet. Mij werd toen gevraagd naar het centrum van Hilversum te gaan om daar te proberen de winkels en kleine bedrijven tot staken te bewegen.’’
Anton de Heus ging intussen met een aantal mensen van NSF naar de overkant. Op de hoek van de Jan van der Heijdenstraat en de Larenseweg was ijzergieterij Ensink gevestigd waar zo’n 65 mensen werkten. ,,Binnen de kortste keren waren ze de fabriek uit en liepen ze met ons mee. We zijn toen verder getrokken naar Ripolin, een verffabriek aan de Larenseweg. Die mensen gingen er ook uit. Schuin daar weer tegenover was een metaalwarenfabriek. De directeur was een NSB’er, maar daar trok het personeel zich niks van aan. Ook zij gingen mee’’, aldus De Heus.
De ene fabriek na de andere legde het werk neer, vertelt hij. ,,Aan de Noorderweg, langs het spoor, zaten veel confectieateliers. Mijn vrouw Nelie is erin geslaagd veel van de daar werkende meisjes mee te krijgen. Bij Van Son, een inktfabriek aan de Kleine Drift, ging het personeel er niet uit. Die waren te bang.’’
Veltman kwam ondertussen samen met anderen bij een weverij terecht. Hilversum telde toentertijd nog veel tapijtfabrieken. Veltman liep als enige naar binnen. Waarom de rest bleef staan, begreep hij pas later. ,,De weverij was vol in bedrijf. Ik zag allemaal lui hard aan het werk. Door het lawaai van de machines kon ik me niet verstaanbaar maken. Tot ik de hoofdschakelaar vond van de elektriciteit. Ze keken me allemaal verdwaasd aan toen ik ze opriep te gaan staken tegen de Jodenvervolging, maar gingen toch naar buiten. Toen ik daar mijn makkers weer zag, vertelden ze waarom ze niet mee naar binnen waren gegaan: er werkten allemaal NSB’ers. Ja, dat krijg je als je niet goed bekend bent…’’
De Heus en Veltman ontmoetten elkaar weer en wilden proberen ook de gasfabriek bij de Kleine Drift plat te leggen. Veltman: ,,Als ook de gasfabriek nog plat ging, was het helemaal af.’’ Het lukte tenslotte, maar kostte wel de nodige moeite. Ze moesten over een muurtje klimmen om binnen te komen. De Heus: ,,Er kwamen lui met wapens op ons af. Maar het is ons uiteindelijk toch gelukt.’’ Bij het naar buiten lopen kwam Veltman langs de portier. ,,Die kende mij, ik was bang dat hij me ging verraden. Ik ben linea recta naar huis gegaan.’’
De Duitsers reageerden direct op de acties, vertelt De Heus. ,,Ze stuurden onmiddellijk troepen naar het raadhuis en nog diezelfde dag vaardigden ze een verordening uit, die bepaalde dat iedereen om half acht ’s avonds binnen moest zijn. Daar hebben wij ons niets van aangetrokken. Met een aantal mensen hebben we die avond strookjes gemaakt en verspreid met een oproep om de volgende dag op de Groest, midden in het centrum, te komen demonstreren. En dat is gelukt.’’
Die volgende dag, 26 februari, waren De Heus en Veltman om ongeveer kwart voor twee op de Groest. De Heus: ,,Het zag er al zwart van de mensen. Uit de Kerkstraat kwamen mensen aan lopen, vanuit de Spoorstraat, de Leeuwenstraat. Onbegrijpelijk zoveel er waren. Sommigen zeiden dat het er wel tienduizend waren, maar dat is natuurlijk moeilijk te schatten.’’ Veltman: ,,In elk geval waren het er ontzaggelijk veel. En die mensen stonden niet stil. Ze bleven heen en weer lopen.’’
Tot er een soort kopgroep werd gevormd. Die bestond uit een aantal mensen. Piet Noorda, Jan Pastoor, Henk Terwigge, Ab Veltman, Rie Lips, Arnold Bolderdijk, Jan Kinderdijk, H. Thoma, W. Bunschoten, B. van de Brink, H. de Wit, A. Oordijk en hijzelf, kan Anton de Heus zich nog herinneren. ,,Er werd niet geschreeuwd. De mensen waren allemaal heel rustig. Ze waren er zich goed van bewust dat het gevaarlijk was wat we deden. Wij zijn via de Bussumerstraat en het Melkpad naar het raadhuis gelopen. Een andere groep, met Ab, ging via de Hoge Naarderweg.’’
Veltman: ,,Toen zagen we die SS’ers het raadhuis uit komen en in linie gaan liggen. Maar de mensen konden niet omkeren, er kwam nog een enorme hoeveelheid achter ze. Het was een heel riskante situatie. Die SS’ers hebben niet geschoten. Ik denk uit angst dat het helemaal zou escaleren. Bovendien was het voor de Duitsers natuurlijk ook een enorme verrassing dat dit gebeurde.’’
Anton de Heus: ,,Toch was het wel opvallend dat de mensen kalm bleven en rustig begonnen terug te lopen in de richting van de Kerkstraat. We gingen naar de Kerkbrink, onder meer via de Havenstraat. Op het bordes van het voormalige raadhuis op de Kerkbrink zaten Duitse militairen met het geweer in de aanslag. We hebben de mensen gewaarschuwd dat ze door moesten lopen. En langzamerhand is de hele menigte opgelost.’’
Veltman: ,,Er stonden ook militairen in het midden van de straat, met het geweer in de aanslag. De mensen moesten eromheen, dat kon niet anders. Het was het moment om de zaak te ontbinden, want die militairen; daar kon je natuurlijk niet tegenop. Maar als demonstratie tegen de Jodenvervolging was het volkomen geslaagd. Het was een enorme gebeurtenis. Het was de enige keer in de geschiedenis van die oorlog dat er op zo’n manier werd geprotesteerd tegen racisme. Het was geweldig!’’
De Duitse bezettingsautoriteiten namen al snel na de stakingen represaillemaatregelen tegen Hilversum. Op 28 februari werd de commissaris van politie ontslagen en werden bepaalde organen van de gemeente afgeschaft. Op 1 maart werd Hilversum een boete van 2,5 miljoen gulden opgelegd, als ‘zoenoffer’. Dat geld moest door de vermogende burgers worden opgebracht. Op 4 maart werd een uitgaansverbod afgekondigd, op 5 maart de Hilversumse gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders opgeheven. Een dag later werd een regeringscommissaris aangesteld. Gerrit Meerbeek werd begin maart ter dood veroordeeld, een straf die later werd omgezet in levenslang. Ook een aantal andere mensen werd naar een concentratiekamp gestuurd. ,,Ik kan me nog herinneren dat Jan Pastoor na de bevrijding wel uit het kamp terugkwam, maar zo verzwakt was dat hij na enkele weken is bezweken’’, aldus De Heus.
Niet lang daarna verschenen proclamaties die aan Joden de toegang tot cafés, restaurants, hotels en zogenaamde automatieken ontzegde. De vervolging van de Joodse Nederlanders door de Duitse bezetters en hun handlangers werd verhevigd. Zo’n 110.000 van de circa 140.000 Joodse Nederlanders werden uiteindelijk omgebracht in vernietigingskampen als Auschwitz en Sobibor, of kwamen om door ontberingen in concentratiekampen. De stakingen op 25 en 26 februari 1941 hebben dat helaas niet kunnen voorkomen. Daarvoor was de Duitse overmacht te overweldigend. Wel zijn duizenden mensen gered kunnen worden via onderduikadressen waarvoor veel hulp georganiseerd moest worden. Anton de Heus kan zich herinneren dat hij en zijn vrouw Nelie op zeker moment de taak hadden om 32 gezinnen van voedselbonnen te voorzien.
Anton de Heus en Ab Veltman zijn er altijd trots op gebleven, dat de Hilversummers op 25 en 26 februari 1941 zo massaal meededen aan de stakingen tegen de Jodenvervolgingen. ,,Door de staking wisten de Duitsers dat ze het Nederlandse volk niet mee konden krijgen, dat pogingen om Nederland als een soort broedervolk aan de zijde van de nationaal-socialisten te krijgen op een faliekante mislukking waren uitgelopen. Dat was de grote winst van de staking’’, stelt Anton de Heus. En Ab Veltman vertelde in de documentaire voor Omroep Hilversum: ,,De Nederlandse bevolking kan er trots op zijn. De staking is de start geweest van blijvend verzet tegen de Duitse bezetting; ze heeft het verzet extra gestuwd.’’