Toespraak burgemeester van Amsterdam Femke Halsema 25 februari 2024 (het gesproken woord geldt)
In de ochtend van dinsdag 25 februari 1941 verspreidden leden van de Communistische Partij stakingspamfletten door de stad.
Daarop stond beschreven wat er de voorgaande dagen op en rond dit plein was gebeurd. Ik citeer:
‘De nazi’s hebben […] als beesten in de wijken met veel Joodse bevolking huisgehouden. Honderden Grünen Feldpolizei kwamen zwaarbewapend plotseling de oude binnenstad en andere wijken binnengevallen. Razend, tierend, ranselend en schietend stortten zij zich met hun bewapende overmacht op weerloze mannen, vrouwen en kinderen. Honderden jonge Joden werden met ruw geweld en volkomen willekeurig van de straat in arrestantenwagens gesmakt en weggevoerd naar een onbekend verschrikkingsoord.’
Einde citaat.
Elk jaar eren wij hier de onverschrokken dokwerkers, fabrieksarbeiders, winkelbediendes, docenten en ambtenaren die, uit woede over deze razzia’s, meededen aan de enige grootschalige staking tegen de Jodenvervolging in bezet West-Europa.
Laten we vandaag ook stilstaan bij de honderden Joodse mannen die tijdens die razzia’s werden opgepakt.
Vrijwel allemaal werden ze vermoord in Buchenwald en Mauthausen.
En in Hartheim waar 150 Amsterdamse Joden binnen een jaar werden jaar vergast.
Ze werden gebruikt als oefenmateriaal voor de moordfabrieken die de nazi’s in plaatsen zoals Auschwitz-Birkenau, Sobibor en Treblinka zouden bouwen.
Altijd, ieder jaar als we herdenken, vragen we ons weer af hoe het zover heeft kunnen komen.
Amsterdam werd totaal overvallen door de razzia’s.
En toch kwamen die niet uit het niets.
Ze waren een wraakactie van de bezetter voor het verzet van Joodse Amsterdammers tegen de Duitsers.
En tegen de knokploegen van de NSB.
Die waren al jaren voor de bezetting bezig met haat zaaien, pesten en provoceren om de geesten rijp te maken voor fascisme en nationaalsocialisme.
Het gevaar werd lang niet herkend.
Veel mensen waren teleurgesteld in de democratie en de verdelende partijpolitiek.
De schrijver Menno ter Braak doorzag het gevaar wel.
Hij zei dat het nationaalsocialisme weliswaar gemeenschapszin leek voor te staan, maar in feite niets meer was dan, en ik citeer:
‘[…] de leer der pure rancune; het zijn de formules van den haat, de stembuigingen van den nijd, de schelheid van den laster […]’ Einde citaat.
Meer dan acht decennia na de eerste razzia’s, na de staking, is de rancune opnieuw aan een opmars bezig.
Het is rancune die een dictator ertoe beweegt om een vreedzame democratische activist als Aleksei Navalny te martelen en vermoorden.
Achter de propaganda over Poetin’s oorlog tegen Oekraïne schuilt de rancune.
Achter zijn wereldbeeld dat is vervult van haat tegen Europa, mensenrechten en de vrijheden die we hier sinds de Tweede Wereldoorlog koesteren, schuilt de rancune.
Achter de gelijkgestemdheid met Poetin buiten Rusland, ook in ons land,
schuilt de rancune.
Als rancune wordt aangejaagd door leiders die bereid zijn de principes van de democratische rechtsstaat opzij te zetten en nietsontziend geweld te gebruiken dan noemen we dat, ook vandaag, fascisme.
In de jaren ’30 zagen sommige intellectuelen het gevaar van het fascisme.
De Joodse arbeiders die rond dit plein woonden zagen het nog scherper.
‘Fascisme is moord’ scandeerden zij al in de jaren ’30.
Ze hadden niet kunnen bevroeden hoezeer ze gelijk zouden krijgen.
Zelfs de stakers van februari 1941 konden niet weten op welke schaal de vernietiging van menselijkheid en menselijk leven zou gaan plaatsvinden.
Zij hebben de moord op meer dan 100.000 Nederlandse Joden niet kunnen voorkomen.
Maar zij hebben een daad verricht van solidariteit met hen die werden vervolgd omdat zij wisten dat de onvrijheid van de één de onvrijheid van allen betekent. Toen en nu.
Daarom blijven wij hen herdenken.
Daarom blijven wij onze democratie, onze rechtsstaat en onze vrijheden koesteren.